
Het ontstaan van totalitaire staten met totalitaire ideologieën:
- Rusland leed veel nederlagen in de oorlog en omdat veel boeren als soldaten dienden, kwam de voedselproductie stil te liggen. In februari 1917 werd de Februarirevolutie uitgeroepen (liberale regering aan de macht). Duitsland stuurde de Russische banneling Lenin terug Rusland in om een einde te maken aan de oorlog. Communisten (bolsjewieken, aanhangers van Lenin) grepen tijdens de Oktoberrevolutie in 1917 de macht in Rusland. Vanaf 1918 werd de bevolking geterroriseerd door de geheime dienst (Rode Terreur). In maart 1918 kwam de Vrede van Brest-Litovsk wat een einde maakte aan de oorlog en gebiedsverlies voor Rusland (Estland, Letland, Litouwen, Polen en Oekraïne afstaan). In 1921 wonnen de bolsjewieken de burgeroorlog en werd de Sovjet-Unie uitgeroepen. Lenin werd na zijn dood (1924) opgevolgd door Stalin. Hij verhevigde de terreur met als doel de industriële achterstand in te halen. Door collectivisatie kwam er een arbeidsoverschot en groeiden dus de steden. In de Vijfjarenplannen werden ambitieuze productiequota vastgesteld.
- Fascisten komen aan de macht in Italië
- In 1932 werd de NSDAP de grootste partij en kwamen dus in de regering. Twee jaar later hadden de nationaal-socialisten alle macht in handen: andere partijen werden verboden en onderwijs, rechtspraak, media en cultuur kwamen in dienst te staan van het nationaalsocialisme. Duitsland werd omgevormd tot een totalitaire staat met Adolf Hitler als leider. Het doel: het fascisme en nationaalsocialisme verspreiden door territoriale expansie.
Symbolen zij ook in het fascisme, het nationaalsocialisme en het communisme belangrijk. Voor het fascisme stond de fasces, een bundel roeden, symbool. Voor het nationaalsocialisme werd de swastika (hakenkruis) gebruikt en voor het communisme in de Sovjet-Unie staan de hamer en sikkel centraal. Alle drie ideologieën vestigen leiders in een totalitaire staat.
Algemene kenmerken totalitaire staat | Toepassing in de Sovjet-Unie | Toepassing in de Duitsland |
Alle macht in handen van één groep/ partij met dezelfde ideologie (collectief is belangrijker dan het individu) | Macht in handen van de Communistische Partij | Macht in handen van de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij (NSDAP) |
Eén leider | Lenin en, na zijn dood, Stalin | De Führer, Adolf Hitler |
Systeem van controle en terreur (geheime dienst) | KGB en gebruik van strafkampen | Gestapo en concentratiekampen |
Censuur en geen vrijheid van meningsuiting | Gelijkschakeling van alle organisaties. Alleen Socialistisch-realistische kunst is toegestaan. | Censuur; afgedwongen gelijkschakeling en nazificering van de samenleving |
Ideologie | Marxisme-Leninisme (communisme) | Nationaalsocialisme |
Speciale aandacht voor de jeugd | Communistische jeugdbeweging | Hitlerjugend en Bund Deutscher Mädel |
In Nederland werd in 1931 de NSB opgericht. Zij waren echter niet populair, omdat niemand buiten eigen zuil stemde. In de kolonie Nederlands-Indië werd in 1927 de nationalistische partij PNI opgericht, onder leiding van Soekarno. De PNI streef naar een zelfstandige staat.
bron: geschiedeniswerkplaats